zaterdag 28 december 2013

Het doosje van nieuwsgierigheid hoofdstuk 1 en 2


Hoofdstuk 1.

Herman van Ginderen stapte de smalle gang van zijn hotelkamer in en keek meewarig om zich heen.
Zijn overjas open en losjes om zijn schouders hangend.
Stropdas een beetje losgetrokken.
Terwijl hij zijn twee koffers naast zich neerzette voelde hij zich leger dan leeg worden: ‘Dus dit is het dan. Voor nu en voorlopig.’

Het was een Toekan kamer, dus ruim genoeg en niet te duur.
Hij liep naar de minibar opende die en rommelde wat tussen de flesjes.
Ergens achterin vond hij wat hij zocht.
Een klein flesje cognac en ook eentje met Whisky en nog een kleintje Wodka.
De rest was te slap.

Hij had even een emotie killer nodig.
De cognac leegde hij meteen bij de minibar.
De andere twee nam hij mee naar een van de stoelen aan het tafeltje voor het raam.

Daar volgden in snel ritme de Whisky en de Wodka.

Het hielp niet echt, maar het was genoeg om langzaam in het verleden weg te zakken.

Een glanzend zwarte lijkkoets, door een viertal bezwete glimmende zwarte paarden voortgetrokken, verdwijnt in het donker in de verte. 
Het zag er mooi en verzorgd uit. 
Een begrafenis van een welgesteld mens. 

Herman besefte dat het zijn begrafenis was. 
Het zou ergens in de vroege jaren van 1800 geweest kunnen zijn, hij had gewoon geen idee wanneer het precies was. 
Dat was ook niet belangrijk.
Waar hij wel heel zeker van was, was dat het om hem ging.

In zijn toenmalige leven. 
Zijn begrafenis aan het eind van zijn leven. 

Herman was zich er nooit van bewust geweest dat zoiets als teruggaan naar een vorig leven bestond.

“Wat denk je nu? Wat voor gevoel krijg je?” 

Zijn therapeute klonk als uit een radio, ver weg, maar toch dichtbij. 
Herman zat zo diep in de herinnering, dat het voelde alsof hij erbij was. 
Op een vreemde manier was hij toeschouwer van zijn eigen begrafenis.
Op zijn armen verscheen kippenvel.
Had ik het maar gedaan.” zei hij.
“Ik hoor heel sterk: ‘Had ik het maar gedurfd, dan had ik het gedaan.” 

Hij pauzeerde even om het allemaal goed tot zich door te laten dringen. 
De emotie kwam heel diep bij hem binnen en hij schuifelde onrustig op zijn stoel heen en weer: “Het gevoel van spijt is nu heel sterk, ik heb het gevoel dat ik er wat mee moet, maar zie niet wat!”

“Is er in je huidige leven iets waar je spijt van hebt wat je graag gedaan zou hebben, maar niet gedurfd hebt?” 
De vrouw sprak zacht op liefdevolle toon, als was ze bang dat ze zijn ervaring te veel zou verstoren of beïnvloeden. 
Beide wilde ze koste wat het kost vermijden. 
Maar ze hoefde zich geen zorgen te maken, want Herman zat zo diep in concentratie en zijn ‘terugblik’ was zo heftig, dat geen tien paarden hem uit zijn concentratie konden krijgen. 

Een tijdje bleef hij stil op zijn stoel zitten. 
Zijn onrust had plaats gemaakt voor een diepe rust. 
“Ik ben er heel zeker van dat ik juist in dit leven alles doe wat ik wil. Ik ben diep van binnen best wel bang dat ik iets mis en ik wil dus echt helemaal niets missen. Maar als ik eerlijk ben heb ik het gevoel dat ik wel degelijk veel mis.” 

Weer pauzeerde hij even om na te denken en stil te zijn in de hoop dat het antwoord naar voren zou stappen. 

“Kun je verder terug in je leven van toen? ... Kijk of je naar een situatie kunt gaan die je duidelijk maakt waar je zo’n spijt van hebt.” 

Herman probeerde het en zonk weer weg in een ver verleden en zei toen zachtjes: “Ik zie een jonge vrouw. Ze komt uit een ander milieu en is verlegen, ze kijkt me niet aan, dat durft ze niet, alsof er straf op staat.” 

Op zijn gezicht verscheen een verliefde, maar zeker ook tedere glimlach. 
“Wat is ze mooi.” verzuchte hij, “ik zou haar graag in mijn armen willen nemen, maar ik durf niet. Wat zouden de mensen wel niet zeggen. Ik heb een naam en mijn familie eer hoog te houden.” 

Weer liet hij een stilte vallen. 

“Ben je soms getrouwd in dat leven? Is er een vrouw?” 

Weer concentreerde Herman zich op een andere situatie in dat leven. 

“Pfoei, wat een huis, kennelijk was ik erg rijk in dat leven en voornaam. Wat een prachtig huis zeg. Mooie grote en goed onderhouden tuinen er om heen.” 

Even genoot hij van de pracht en de praal die zijn geestesoog hem voorschotelde. 

“Ja, ik ben getrouwd en heb kinderen, ... kan zo snel niet zeggen hoe veel. Dat doet er ook niet toe. Ik krijg er geen goed gevoel bij. De kinderen zijn prima, dat voelt oké, maar met mijn vrouw van toen had ik een verstandshuwelijk. Geld trouwt met geld en we waren een goede partij. We hadden geen hekel aan elkaar, waren eigenlijk meer goed bevriend. Ze had het vast oogluikend toegestaan als ik discreet een vriendin genomen zou hebben, maar ik durfde het gewoon niet.” 

Na weer een korte stilte: “Ik rommelde wel eens wat met een dienstmeid of zo. Dat gebeurde wel vaker. Als er maar geen kinderen van kwamen, maar daar hield ik me niet mee bezig. Het was lust, pure geile lust. Kon van sommige jonge meiden niet af blijven. Hield ook niet van ze, ik wilde ze alleen maar voor mijn eigen gerief. Laf eigenlijk. Daar had ik ook spijt van. Maar van de jonge vrouw die ik net zag, daar was ik verliefd op. Het kon niet en het mocht niet, dus deed ik het ook niet. Ze werkte niet voor me, dus ik kon haar ook niet gewoon nemen zoals ik dat gewend was te doen met mijn eigen dienstmeiden.” 

Herman bewoog zich ongemakkelijk heen en weer. 
Deze herinnering deed hem meer dan hij gedacht had. 
De therapeute wachtte geduldig tot hij verder zou gaan. 
Ze zat met een rustige, begrijpende glimlach naar Herman te kijken en te luisteren. 
Onderwijl schreef ze snel op wat hij vertelde. 

“Je gaat goed, laat de herinneringen maar komen. Alles is prima.” 

Irma was een ervaren therapeute en was in kringen van psychologen vooraanstaand; ze had baanbrekend werk verricht en stond in hoog aanzien. 
Dat ze ‘meer’ zag dan haar collega’s was voor haar en haar cliënten een pré.
Door sommige van haar collega’s werd dat niet altijd begrepen en in sommige gevallen werd haar gave zelfs met argusogen bekeken. 
Maar haar resultaten waren kortweg verbluffend en de mensen die voor behandeling naar haar toe kwamen maakten grote sprongen voorwaarts. 
Irma zelf was zich enorm bewust van haar gaven en het voordeel daarvan, maar ze zorgde ervoor dat het een voordeel was en geen nadeel. Het voordeel zat hem er duidelijk in dat ze van te voren eigenlijk al wist wat er aan de hand was. Maar om het te laten werken zei ze er niets over en liet de mensen het zelf ervaren en vertellen. Waar nodig stelde ze de juiste vraag. Nooit insinueerde ze een mogelijke oorzaak of oplossing. Dat was aan de mensen zelf om te ervaren. Het scheelde gewoon erg veel tijd dat ze wist wat ze wist en daardoor de relevante vragen kon stellen. 

Inmiddels weer wat tot rust gekomen vervolgde Herman zijn zoektocht naar waar hij zo’n spijt van had na zijn dood: “De jonge vrouw behoorde aan de invloed van een andere welgestelde en hoog aangeschreven adellijke familie. Het was een soort van ongeschreven wet dat we van elkaars eigendommen afbleven.” 
Bij het woord ‘eigendommen’ rilde hij even en aan zijn stem was duidelijk te horen dat hij daar nu een grote afkeer van had, al begreep hij dat dat destijds heel gewoon was. 
“Of ze het ook met haar Heer moest doen, weet ik niet. Dat stoort me. Ik verlang zo hevig naar haar dat ik er bijkans misselijk van wordt. Een groot en zeer heftig verlangen. Ik heb heel sterk het gevoel dat we voor elkaar bestemd waren. Maar het kon niet en het mocht niet, de omstandigheden lieten het gewoon niet toe.” 

Kun je ook zien hoe de jonge vrouw er tegenover stond?” Weer probeerde Herman het antwoord te vinden. Opeens klaarde zijn gezicht helemaal op. Het leek wel of hij ineens tien jaar jonger geworden was. Zijn stem sloeg bijna van emotie over: “Ja, zij verlangde ook naar mij. Dat heb ik toen nooit gezien. Maar nu is het me wel duidelijk. Ze was heimelijk verliefd op die rijke buurman van de familie waar ze voor werkte.” 
Zijn gezicht werd op slag grijs en grauw toen hij haar zag lijden: “Mijn god, wat een verdriet. Als ze me nakijkt krijgt ze tranen in haar ogen. Nu zie ik haar naar mijn kist kijken. Ze staat helemaal achteraan en kijkt stiekem, ze mag niet opvallen. 
Even pauzeerde Herman en liet zijn begrafenis aan zich voorbijtrekken: “Kennelijk weet de huishoudster van haar liefde voor mij, want ze troost haar in stilte. Ook zij pinkt een traan weg. ... Mijn god, wat een treurnis, waarom durfde ik toen niet?” 
Als door een plotselinge blikseminslag geschrokken schoot Herman uit zijn concentratie. 

“Je doet het goed, wees gerust, je doet het goed.” 
Irma sprak zachtjes tegen hem en liet hem even bijkomen. 
Herman zat als een triest hoopje ellende op de hoge stoel. 
De hardheid en de ongemakkelijkheid van de stoel viel hem ineens op en het stoorde hem. 
Irma zag zijn irritatie en zei: “Geeft niets dat je even boos bent op de stoel. De volgende keer zullen we een andere stoel gebruiken. Maar op deze weet ik zeker dat je niet in slaap valt.” 
“Iets comfortabeler zou geen overbodige luxe zijn.” 
Herman moest er zelf om lachen: “Weet je Irma, dit verklaart veel, ik begrijp nu waarom ik soms dingen doe, die ik eigenlijk beter niet zou moeten doen. Maar ik kan dan gewoon niet anders.” 
“Mooi,” sprak Irma resoluut, “Nu je je herinnert wat er toen in dat leven allemaal speelde, begrijp je al beter wat er in dit leven allemaal met je gebeurt. Laat het rustig in je gevoel komen. Ik heb aantekeningen gemaakt en ik zal je zo een kopie meegeven, dan kun je dat thuis nog eens rustig doorlezen. Als je wilt kunnen we eventueel een volgende keer verder gaan.” 
Irma stond op en liep naar haar printer waar ze ook kopieën mee kon maken en legde haar notities op de glasplaat. 
Deed de klep dicht en drukte op de knop. 
Onmiddellijk begon het apparaat te printen. 
Even later gaf ze de kopie aan Herman en ging weer zitten: “Wil je er nu nog even over praten? We hebben nog wat tijd voor de volgende komt.” 
Weer glimlachte ze vriendelijk naar hem. 

‘Wat een lief mens is het eigenlijk.’ dacht hij voorzichtig, ‘Gelukkig hoef ik nu even niets meer met andere vrouwen dan degene waar ik mee ben.’ 
Alsof Irma hem gehoord had zei ze: “Het zal je beslist nu gelijk al een heel stuk rust geven. Je begrijpt nu immers waarom je zo handelde als je tot voor kort gedaan hebt.” 
Terwijl ze tegen hem sprak schonk ze een vers kopje thee in. 
Het was een kruidenmix die Herman nog niet eerder gedronken had. 
De thee smaakte hem echter uitstekend.
“Ik wil er graag nog even over doorpraten, maar het lijkt me beter als ik het eerst allemaal wat laat bezinken. Ik denk namelijk dat ik wel begrijp wie die jonge vrouw van toen was en waarom ik niet van vrouwen af kan blijven.” 
Snel nipte hij van zijn thee om er aan toe te voegen: “Tot voor kort dan. Ik heb er even genoeg van. ... Wat ik me wel afvraag, is waarom ik altijd denk dat ik de baas ben in een relatie, dat het allemaal om mij draait, om er dan plotseling achter te komen dat iedereen baas is, behalve ik. ... Heel ontnuchterend.” 

Voorzichtig zette hij het theekopje op tafel en keek Irma een beetje hulpeloos aan. 
Haar begrijpende glimlach werd wat breder en ook zij zette haar theekopje terug op tafel. 
Ze rechte haar rug even en zei: “Ja dat kan heel ontnuchterend zijn.” 
Ook Herman moest nu lachen: “Ja, dat begrijp ik. Jij bent hier immers ook altijd de baas, terwijl je iedereen gewoon laat praten. Zonder dat wij het in de gaten hebben stuur je toch naar dat punt wat belangrijk is om de materie duidelijk en helder te krijgen.” 
Hij keek haar even met grote bewonderende ogen aan. 
“Daar heb ik echt veel bewondering voor.” 
Irma wuifde het compliment weg: “Je doet het echt allemaal zelf. Als ik teveel zou sturen, zou je het niet zelf ervaren. Het enige dat ik misschien stuur is, is wanneer je de neiging hebt om van de belangrijke punten af te dwalen. Maar daar heb jij bijna geen last van. Als ik dat niet doe, kan het proces veel te lang gaan duren, in ieder geval langer dan strikt noodzakelijk en dan verlies je makkelijker je concentratie. Heel eenvoudig eigenlijk.” 
“Dat mag dan allemaal waar zijn, ik vind het erg prettig dat jij bent die je bent. Dankzij jou heb ik al veel inzicht in mijn eigen doen en laten gekregen. En als ik even heel eerlijk mag zijn. Dat was ook hard nodig, want ik begon een gloeiende hekel aan mezelf te krijgen.” 
“Ik ben blij dat je blij met me bent.” Ze stonden tegelijk op en Herman nam zijn portemonnee en betaalde haar. “Is dit echt genoeg?” vroeg hij bezorgd, “Ik kan best meer betalen hoor, vind ik helemaal niet erg.” 
“Nee, het is goed zo. Het liefste vroeg ik niets, maar dat gaat helaas niet.” Dankbaar nam ze het geld aan en stopte het weg. 
“Je hebt gelijk. Trouwens, als je mensen gratis helpt denken ze dat het niet waar is. Dan doet het ze niets. Laat je ze er voor betalen, dan zijn ze veel geconcentreerder en meer bereid hun best te doen. Dat geldt in zaken zo, maar ook in therapie.” 

Tevreden liep Herman naar de deur. 
Het deed hem zichtbaar goed dat hij ook een ‘wijsheid’ paraat had. 
Ook al was het een tegeltjeswijsheid, het was wel waar. 
Hij dacht ineens aan dat feest waar een nar rondliep. 
Die had hem behoorlijk aan het denken gezet. 
Hij had een beetje een vervelende opmerking naar de man in dat opzichtig gekleurde pak gemaakt. 
Kennelijk was de man in kwestie erg assertief en diende hem gelijk zeer snel van repliek, want hij zei: “Weet je waarom goede raad duur is?” 
Herman had zich even geen raad geweten en moest passen. 
“Omdat het anders niet geloofd wordt.” 
Nondeju, die nar was zo gek nog niet. 
Hij had gewoon gelijk.


Hoofdstuk 2.

Op een mooie zonnige dag stapte Herman van Ginderen de boetiek binnen om kleren voor zijn vrouw Liz te kopen. 
Uiteraard had hij goed opgelet wat Liz leuk vond en, ook niet onbelangrijk, de winkel onthouden waar ze het meest enthousiast over was. 
Alleen herkende hij de verkoopster niet. 
‘Wat een lekker ding zeg.’ 
Herman floot zachtjes even tussen zijn tanden en hoopte dat de jonge vrouw het niet gehoord had. 
De verkoopster heette Colette en was een knappe modebewuste jonge vrouw met een goed geproportioneerd lichaam en lange prachtige donkerblonde, tegen het bruin aan zittende haren. 
Licht golvend. 
Om het kort maar krachtig te zeggen, ze had precies de goeie borsten waar mannen helemaal gek van werden. 
Met goed gevormde benen waar je redelijk hoogtevrees van kreeg. 
Ze keek met een paar mooie grote donkere ogen vanonder prachtige donkere wenkbrauwen, de wereld in.
Kortom; ze was zich er buitengewoon van bewust welk effect zij op mannen had. 
Herman keek vlug om zich heen, in de hoop dat de jongedame zijn bewondering voor haar niet gemerkt zou hebben. 
Maar ook om niet gelijk alleen maar naar de verkoopster te kijken.
Onhandig begon hij om zich heen te kijken en schoof wat creaties op een kledingrek heen en weer zonder iets te zien, laat staan in de gaten te hebben wat hij zag en wat hij zocht.

Het zag er potsierlijk uit.
Colette had natuurlijk direct in de gaten wat voor vlees ze in de kuip had en was ongemerkt dichterbij gekomen.
Herman rook haar stevig aanwezige parfum. 
Eigenlijk hield hij niet van vrouwen die een te sterk parfum droegen.
Als Liz zulk een sterke geur zou dragen, dan had hij daar absoluut wat van gezegd.
Maar op de een of andere manier kwam deze vrouw er mee weg. 

“Kan ik u misschien ergens mee helpen, of kijkt u eerst even rond?” 
Haar stem klonk zacht en paste eigenlijk heel goed bij de geur die ze met zich meedroeg. 
Herman schrok wakker uit zijn vruchteloze zoektocht.
Draaide zich naar de jonge vrouw toe en zei: “Nou, eh, graag.” 

In gedachten sprongen allemaal dingen wild naar voren die ze voor hem zou kunnen doen. 
Met moeite negeerde hij die beelden: “Mijn vrouw en ik zijn laatst hier geweest en ze heeft volgens mij iets weg laten hangen en nou wil ik dat graag als een verrassing voor haar kopen. Begrijpt u?” 

Dat begreep Colette.
Ze begreep ook heel goed dat de vrouw van deze meneer zelf haar kleren uitkoos. 
Er zijn maar weinig mannen die iets leuks voor hun vrouw kopen. 
En al helemaal dat het dan ook nog draagbaar is. 
Meestal kozen mannen kleren die wat aan de ordinaire kant waren. 
Op zich wel spannend en soms ook wel leuk.
Maar niet waar je je als vrouw in wilt laten zien. 
behalve dan in de slaapkamer misschien.
Als hij ook wat spannends aan zou trekken. 
Maar verder. 
Nee, kleren kunnen maar beter door de vrouw zelf gekozen en gekocht worden. 
Betalen mochten de heren, dat spreekt voor zich en mag geen probleem zijn. 
Glimlachend om haar eigen brutale gedachten vroeg ze hem wanneer ze de kleren weg had laten hangen. 
Herman kon het zich niet precies meer herinneren. 
Hij groef zijn geheugen af: “Woensdag of donderdag.” 
Met de beste wil van de wereld wist hij niet zeker meer welke dag het was. 

‘O jee, kon ik Sonja maar even bellen. Zij zou het beslist weten.’
Zonder zijn secretaresse was Herman in dit soort zaken buitengewoon hulpeloos. 
Zij was zijn steun en toeverlaat.
Sonja wist altijd alles. 

“Dan wordt het moeilijk.” glimlachte Colette en ze vervolgde vriendelijk: “Ik zal even kijken of er wat op het rek hangt.”

Herman keek haar lange welgevormde benen na.
Hij moest haar hebben.
Kostte wat het kost.

“Ik val een paar dagen in voor een zieke vriendin begrijpt u.” 
Snel liepen haar vingers door het rek met kleren. 
Het viel Herman op dat ze hem professioneel hielp, maar ook dat ze liefde voor haar vak had.
“Ben je zelf ook in de kleding werkzaam?” hoorde Herman zichzelf zeggen, hij schrok er zelfs een beetje van. 
“Nee, niet echt, ik heb tijdelijk even geen werk, maar zoek wel iets in de richting van kleding. Mannenmode mag ook.” 
Ze keek hem even ondeugend aan en zag gelijk dat ze aan hem waarschijnlijk een vaste klant zou hebben. 

Haar vriendelijke glimlach deed Herman bijkans door zijn benen zakken. Gelukkig steunde hij tegen de toonbank terwijl ze keek of de kleren van Liz er nog waren. 
“Hoe was de naam ook alweer”

“Eh, Van Ginderen.” zei Herman braaf.

Weer keek ze snel door de briefjes die op de kleding gespeld waren.
“Nee, meneer van Ginderen, het spijt me, maar ik kan echt niets vinden dat op uw naam staat.” 
De jonge vrouw liep op hem toe: “Kan ik u misschien helpen iets anders voor uw vrouw uit te zoeken?”
Dat liet Herman zich geen twee keer zeggen. 
En even later stonden ze bij een rek met blouses. 
“Wat voor kleur staat uw vrouw goed?” 
‘Wat een vraag.’ dacht Herman geschrokken.
Hij werd rood tot achter zijn oren. 
“Eh, geen idee. Eh, tja, eh iets roods?” stamelde hij: “Ik zou het eigenlijk niet weten. Ze ziet er altijd prachtig uit.” 
Colette lachte vrolijk: “U weet haar maat?”
Herman voelde zich als een konijn in een kooi vol marters.
Hij keek schichtig om zich heen, maar zag zo gauw niets wat hem kon helpen.
“Ik vrees dat ik veel te weinig van mijn vrouw weet.”
Het was beter gelijk maar te bekennen dan te doen alsof.

“Ze is misschien iets korter als jij.” zei hij weifelend.
“Ziet u hier iets waarvan u zeker weet dat uw vrouw het leuk vindt?”
Colette bewoog haar rechterarm van links naar rechts door de winkel om Herman’s aandacht naar de ruime collectie damesmode te verleggen.
Ze wist allang dat hij er zelf absoluut niet uit zou komen.

Herman keek met stijgende bewondering door de winkel, maar tegelijkertijd bekroop hem ook een gevoel van onbehagen dat hij hier nooit iets moois voor Liz uit zou weten te halen.
Plotseling bleven zijn ogen hangen op een stukje textiel waarvan hij geen idee had wat het was, maar de kleur deed hem wel wat.
“Nou zoiets als dat.” Wees hij, wanhopig hopend dat het iets voor Liz zou zijn. Liz was de laatste tijd steeds kieskeuriger geworden.
Ze was al een tijd niet meer de zo dankbare Liz uit de beginjaren van hun huwelijk. 
Haar eerste en zijn tweede. 

Colette nam de blouse van het rek en hield deze voor zich, tegen haar eigen lichaam. 
“Hoe groot is uw vrouw?” 
Ze hield haar lichaam een beetje schuin en draaide langzaam heen en weer. ‘Mijn lieve hemel. Ik kan die man laten doen wat ik wil. Die is echt niet bestand tegen vrouwen. Ben benieuwd hoe zijn vrouw eruit ziet.’ 

Ondertussen probeerde Herman een snel actief wordend lichaamsdeel te negeren. 
Wat hem uiteraard niet lukte. 

Hij probeerde zich een houding te geven en bekeek haar nauwgezet. 
Dat mocht onder de gegeven omstandigheden wel vond hij: “Ze is iets langer dan jij. Maar niet veel.” 
Zweetdruppeltjes kropen voorzichtig uit hun schulp zijn voorhoofd op.
‘Daarnet zei je nog dat ze iets korter was.' lachte Colette in gedachten
“En de borstomvang?” zei ze genietend van de zich zeer ongemakkelijk voelende Herman. 
Die probeerde weer zich een houding te geven door ernstig inschattend te kijken: “Tja, eh, die zal zo ongeveer hetzelfde zijn. Iets minder denk ik.” 
Snel veegde hij zijn natte voorhoofd droog. 

“En de kleur? Is ze net zo oud als u? Want deze kleur past niet bij iedere leeftijd.” 
‘Onzin natuurlijk, maar hij trapt echt overal in’ dacht ze en nam een nog wat uitdagendere pose aan dan ze al deed. 
Herman zijn lid kroop hoger dan hij ooit gekropen was. 
Het begon hem bijna zeer te doen. 
“Een jaar of 40, denk ik. Ik weet het eigenlijk niet precies.” 
Zijn hersens afpijnigend naar de ware leeftijd van zijn tweede vrouw had hij niet in de gaten dat hij vakkundig werd uitgehoord. 
‘Kijk eens aan. Tweede vrouw. Kan niet missen.’ dacht Colette. ‘Als ik wil ben ik zo nummer drie.’  
Herman besloot snel de blouse te kopen en hoopte dat het Liz zou behagen.

“Mooi.” zei Colette: “Als u even meeloopt.” 
Ze liep naar de andere kant van de boetiek, er zorgvuldig voor zorgend dat hij haar benen goed kon bekijken. 

Herman kon ook niet anders en keek dus wellustig.
Van geilheid bijna uit zijn broek barstend.
Hij had soms echt een hekel aan zijn eigen zwakheid.

Ondertussen bleef Colette bij een rekje vol lapjes stof staan waar Herman zo snel geen brood van kon maken.
Het was hem allemaal een beetje teveel van het goede geworden.
‘Je moet als man alleen nooit een boetiek binnen gaan zonder zeker te weten wat je wilt hebben.’ Gaf hij zichzelf wijze raad voor een mogelijke volgende keer. 

“Hier hebben we nog wat mooie sjaaltjes die zeer goed combineren bij de blouse.” 
Haar zachte stem haalde hem uit een bizarre mix van paniek en hulpeloosheid en duwde hem er tegelijkertijd ook verder in.
Ze nam een sjaal van het rek en liet hem half voor en naast haar slanke lichaam naar beneden hangen,.
Er wederom voor zorgend dat Herman meer naar haar benen dan naar de sjaal zou kijken. 

Herman had ondertussen een staat van radeloosheid bereikt waarin hij bijna helemaal niet meer kon denken en stond op het punt de hele inhoud van de winkel te kopen als hij maar weg mocht.
In blinde wanhoop besloot hij tot aanschaf en zei snel: “Als jij vindt dat die erbij past dan doe ik hem erbij.” 

“Kan heel goed hoor. Kijk maar.” 
Sensueel sloeg ze de sjaal om haar ranke hals en haalde haar haren met een soepele polsbeweging los uit de omslag van de sjaal en deed ze naar achteren over haar schouders. 

‘Godverdomme, het staat jou veel beter dan Liz.’ 
Hij kon een vloek niet bedwingen. 
Maar hij had gelijk. 
Colette nam sjaal en blouse mee naar de kassa en begon ze apart in te pakken. 
Herman keek gebiologeerd naar de vlotte en soepele bewegingen waarmee ze beide inpakte. 
Terwijl Colette haar lange weelderige haren nogmaals nonchalant over haar schouder wierp tikte ze de bedragen op de kassa in en Herman weet tot op de dag van vandaag niet wat hij voor blouse en sjaal betaald heeft en het kon hem ook geen barst schelen. 
Hij was totaal in de ban van deze prachtige jonge vrouw. 
Colette dacht: ‘Bingo. Kip ik heb je.’ 
Ze glimlachte breed naar Herman toen ze hem de pakjes in een chique boetiek tasje overhandigde en dacht verder ‘als ik hem wil tenminste.’

Bij het aanpakken van het tasje raakten hun handen elkaar eventjes.
Herman had het amper in de gaten en liep als verdoofd de boetiek uit.
Opgelucht, maar ook met een leeg gevoel.
Eenmaal buiten liep hij snel richting auto, maar in een impuls draaide hij zich om.
Liep terug naar de boetiek en bekeek haar door de etalage nog eens rustig. 

Binnen was Colette alweer bezig met kleren sorteren en terug op hun plaats te hangen. 

Buiten kroop een warm gevoel door Herman’s lichaam. 
Hij wist het, hij was verliefd op de jonge vrouw geworden. 
Thuis gekomen bleek Liz erg blij met de prachtige blouse en bijpassende sjaal. Ze trok de blouse direct aan. 
Draaide zich voor hem om en om, zodat hij alles goed kan bekijken. 
Herman keek ietwat leeg naar zijn vrouw, waar hij nog niet lang geleden in vuur en vlam voor had gestaan. 
Liz was een prachtige goed verzorgde vrouw van dertig jaar. 
Zich erg bewust van het feit dat mannen nog steeds aandachtig en goedkeurend naar haar keken. 
Herman is dan ook altijd enorm trots als ze samen uit gaan of naar recepties of theater gaan. 
Maar nu, nee, hij zag het even niet meer. 
De jonge vrouw uit de boetiek spookte door zijn hoofd. 
Hij zag de slanke jonge verkoopster in de blouse van zijn vrouw en niet zijn eigen ontegenzeggelijk ook mooie Liz.