zaterdag 22 maart 2014

Het doosje van nieuwsgierigheid hoofdstuk 11, 12 en 13


Hoofdstuk 11

Badend in het zweet werd Herman wakker. 
Nou ja.
Wakker.
Hij had het gevoel dat hij door de wekker heen geslapen had en nu te laat op kantoor zou komen.
‘Sukkel, je bent de directeur van die keet. Dan kun je toch makkelijk een keer te laat komen. Dat heb je zo vaak gedaan.’
Hij wreef zich even over zijn hoofd en streek zijn haren volmaakt in de war.
Erger kon bijna niet.
Niet dat het hem wat uitmaakte.
Scheren deed hij ook steeds minder.
Het kon hem momenteel even allemaal geen zak meer schelen wat men van hem vond.

‘Opstaan, aankleden en aan het werk, jij luie klootzak.’
Hij probeerde op te staan, maar viel met een stekende koppijn weer terug op zijn bed.
‘Klotewhisky!’
Het was de jarenlange discipline van vroeg opstaan om te werken die hem nu tot deze wanhoopsdaad dreef.
Want dat was het.
Tot voor een paar weken geleden had het hem nooit veel moeite gekost om vroeg op te staan.
Zijn werk was zijn leven.
Handelen zat hem in het bloed.
Maar dat was nu allemaal weg.
Hij had totaal nergens meer zin in

Herman herinnerde zich de fles van gisteravond.
“Goedkope meuk.” Gromde hij tussen de pijnscheuten door.
“Je hoeft toch niet op een paar centen te kijken man. Je hoeft toch nooit meer te werken. Zak cement dat je d’r bent!”
Al mopperend probeerde hij weer op te staan.
Voorzichtig deze keer.

‘Toch maar eens op huisvesting uit.’
Met deze gedachte stapte hij onder de douche en draaide de koud waterkraan wagenwijd open.
Het ijskoude water teisterde zijn gekwelde lichaam met een grote dikke bundel waterstralen.
Shit!
Hij sprong even opzij en had onmiddellijk spijt van zijn actie, maar het werkte wel.
Snel draaide hij de warmwaterkraan ook open en hij knapte al douchend aardig op.

‘Toch maar even scheren. Dat scheelt als ik op huizenjacht ga.’
“Kopen?” vroeg hij zichzelf in de spiegel aankijkend.
“Je wordt oud vader.” Gromde hij tegen zijn spiegelbeeld.
“Ik zou vandaag maar binnenblijven als ik jou was.”
“Misschien scheelt het in de prijs.”
Hij schoof de laatste schuimresten van zijn gezicht af en bekeek het resultaat in de spiegel.
“Nou ja, ik hoef voorlopig even geen vrouwen meer, dus wat maakt het uit hoe ik eruit zie.”
Daar werd Herman toch wel een beetje verdrietig van.
Tranen welden in zijn ogen.
“Wat doe ik toch allemaal verkeerd? Ben ik dan zo’n slecht mens? Nee toch? Heb ik niet altijd alles voor ze over gehad? Heb ik veel teruggevraagd?”
Een tijdje bleef hij stil voor zich uitstarend op bed zitten.
De vragen bleven als een echo in zijn hoofd rondzingen.
Het was geen aangenaam gezang.
“Ik begrijp er echt niks van.”
Zei hij zachtjes in zichzelf en stond op.
En kleedde zich verder aan.
Het ontbijt was al afgeruimd, dus hij toog de stad in op zoek naar een eetcafé, of iets dat er uitzag alsof je er lekker kon ontbijten.

Uiteindelijk bleef hij staan voor een soort van achthoekige broeikas, waarvan de achterste vier wanden met hout waren betimmerd om de koks tegen gluurders te beschermen.
De overige wanden waren vanaf een meter hoogte van glas.
Dubbel glas.
Met als gezellig bedoelde kleine gordijntjes en planten voor de ramen.
Het was overduidelijk de bedoeling geweest om het allemaal zo smaakvol mogelijk te laten lijken met zo min mogelijk aan kosten.
Dat laatste was gelukt. 
Het eerste niet.
‘Je moet niet zo zeiken Van Ginderen, de vorige keer smaakte het gebakken ei je erg goed.’

Met een lichte zweem van schaamte over zijn gemopper over de poging er een leuke sfeervolle tent van te maken stapte hij de zaak binnen en ging op zijn eigen plekje zitten.

De laatste weken was hij hier vaste klant geworden en had al diverse lichtingen bedienend personeel meegemaakt.
Herman hoopte dat hij deze late ochtend ook weer zou kunnen genieten van de bedrijvig heen en weer lopende serveersters.
‘Mocht je dat tegenwoordig nog zeggen? Serveerster? Was daar niet allang een duurder woord voor gevonden?’
Zijn door de goedkope Whisky aangetaste hoofd weigerde een passend synoniem voor serveerster te vinden.
Hij dook snel in de hem inmiddels buitengewoon bekende en beperkte menukaart.

“Goedemorgen meneer, kan ik u iets te drinken brengen. Iets te eten misschien.”
Herman keek van zijn menukaart omhoog in de uiterst vriendelijke ogen van de serveerster van dienst en knapte onmiddellijk wat op.
“Hetzelfde als gisteren misschien?”
Weer die glimlach.
“Eehh, ja. Doe maar.” Lachte hij vriendelijk terug en klapte de menukaart dicht en zette hem weer op zijn plaats in het kleine rekje waar het peper- en zoutstel een uiterst bedroevende parodie op het harmonieuze huwelijk stonden uit te stralen.

Een klein kwartiertje later zat Herman toch wel weer te genieten van zijn eenvoudige doch voedzame ontbijt.
Het ei om en om gebakken zoals hij dat zo lekker vond en allemaal op lekkere sneetjes witbrood.

Herman genoot er altijd enorm van dat er even niemand tegen hem aan zat te zeuren over ongezond en niet voedzaam als het om witbrood ging en dat hij beter volkoren brood zou nemen.

Het was zijn stille verzet tegen alle gezondheidsfreaks.
Zijn drie ex- echtgenotes en vriendin voorop.
Natuurlijk at hij zo nu en dan wel bruin brood, maar onder zijn eitjes smaakte witbrood hem momenteel toch het best.

“Alstublieft meneer.”
De serveerster zette een tweede cappuccino voor hem neer en beende gelijk door naar een nieuwe klant aan het tafeltje vlak naast het zijne.

Herman vond het heerlijk om naar de vrouwen te kijken die hier de klanten van koffie met gebak voorzagen.
Deze jongedame had hij nog maar een paar keer gezien, maar hij was direct voor haar gevallen.
Dat betekende in zijn geval op zich niet zo veel, maar haar frisse lichtgetinte gezichtje met die prachtige korte zwarte krulletjes daaromheen gedrapeerd deden hem gewoon goed.

Ze had zijn dochter kunnen zijn en die gedachte deed Herman opnieuw in somber gepeins verzinken.

‘Waar in godsnaam was het allemaal fout gegaan?’


Hoofdstuk 12

“Wat is dit?” Sonja keek geschrokken naar de ‘kale’ plek rond zijn lul. “Jezus waar ben jij geweest? Wie heeft dit gedaan?” 
“O, ik wou eens wat anders. Vind je ’t erg?” Ging Herman meteen in de tegenaanval. 
Hij wist dat Sonja er wat van zou zeggen, dus had hij in de auto op antwoorden geoefend.
Gelukkig had hij de hele dag afspraken buiten kantoor gehad, dus had hij tijd genoeg om zich op het ergste voor te bereiden.
Zijn afspraken waren over het algemeen goed verlopen. 
Sonja had alles tot in de puntjes voorbereidt, dus er kon weinig fout gaan.
Toen ze ‘s avonds vroeg aanstalten maakten om naar bed te gaan had Herman schichtig geprobeerd om een pyjama aan te trekken.
Daar was Sonja niet ingetrapt en toen moest hij zich verdedigen.

“Wie heeft dat gedaan?” vroeg ze nog een keer.
“Nou ik dacht zo bij mezelf, vrouwen vinden kale mannen altijd spannender dan harige mannen. Vandaar.”
“Wat een belachelijk idee.”
Het hielp. 
Sonja moest er om lachen: “Ha, ha, ha, mafkees. Mij maakt het niet uit hoor, zolang hij het maar doet. Je hebt toch geen vriendin hè?” ze keek hem streng onderzoekend aan. 
Herman keek zo ongelukkig bij haar frontale aanval dat ze er verder niets achter zocht. 
“Ik bedoel maar, je bent vannacht niet thuis geweest.”
Ze keek hem nog een keer onderzoekend aan. 
Draaide zich om en liep de badkamer uit. “Ik zou het een beetje vroeg vinden, maar als jij er behoefte aan hebt, dan neuk je er maar lekker op los. Zolang je maar geen enge ziektes mee brengt.”

Herman was met stomheid geslagen. 
Hij liep achter haar aan de slaapkamer in. 
“Meen je dat? Meen je dat echt? Maar we zijn pas anderhalve maand bij elkaar?”
Herman begreep niets van zijn vrouw. 
Sonja keerde zich naar hem om en zei: “Hoe lang kennen wij elkaar? Sorry, hoe lang ken ik jou?” Ze pauzeerde even om hem na te laten denken. “Juist, ongeveer een jaar of tien. Al die tijd ben ik jouw secretaresse geweest, denk je niet dat ik je in die tijd niet erg goed heb leren kennen? Je weet toch wat ze zeggen: “Secretaresses kennen hun baas vaak beter dan hun vrouw.” Ik heb toch gezien hoe vrouwen je altijd en overal om hun vinger wonden. Ze waren alleen zo slim het jou niet te laten merken. Dat zegt meer van hen dan van jou, want jij bent een open boek. Dus toen ik besloot om met jou verder door het leven te gaan, heb ik mezelf voorgehouden hoe het zou gaan. En mijn conclusie was dat je vroeg of laat weer aan een andere vrouw zou blijven hangen. Dus mijn oplossing is deze. Je gaat je gang maar. Zolang je maar bij mij blijft. Of ik jou wel trouw blijf hangt ervan af hoe jij je gedraagt. Daar kan ik nu nog geen zinnig woord over zeggen.”

Herman was op het bed gaan zitten en had met stomme verbazing naar haar geluisterd. 
Hij moest dit even verwerken. 
Is ze dan zo berekenend? 
Houdt ze dan wel echt van me? 
Ja, dat zal dan wel. 
Echt logisch kon hij nu even niet nadenken. 
“Wat een pracht vrouw ben je toch. Je verdient beter dan ik. Als je genoeg van me hebt moet je het zeggen. Dan zal ik het begrijpen.” Herman werd er melancholiek van. 
Hij dacht even op de achtergrond die suikerzoete muziek van dat late avond radioprogramma met die gedichten te horen. 
Hoe heette die plaat ook alweer. 
O, ja. Mantovani. 
Mierzoet en veel te langzaam. 
Hij had er vroeger wel eens naar geluisterd als hij ’s avonds laat een eind moest rijden om naar huis te gaan. 
Die gedichten waren over het algemeen erg lachwekkend, althans dat vond hij.
Maar nu deed de situatie in zijn slaapkamer wel erg zoet en Mantovani-achtig aan.

“Lang zijn de nachten dat ik jou moet missen.
Kort zijn de nachten als je bij me bent.
Zonder jou kan ik niet leven.
Zonder jou wil ik niet leven.
Als je maar bij me bent.
In mijn armen voor even.
In mijn gedachten voor het leven.”

‘Die moet ik onthouden’ dacht hij terwijl hij in gedachten voor zich uit zat te rijmen en te dichten zonder zijn hemd op te lichten.
Hij hoorde de mierzoete vioolklanken van de Mantovani platen al onder zijn verse gedicht en de zware stem van de presentator die het voorlas.
Thuis aan de radio gekluisterd zaten duizenden luisteraarsters zacht in hun in lavendel gedrenkte zakdoekjes te snikken.
Herman zag het allemaal voor zich.
Het was hem allemaal veel te doorzichtig geweest en hij begreep er helemaal niets van.
Tot nu dan.
Want ineens kon hij begrip opbrengen voor al die mensen die op de een of andere manier pijn waren aangedaan.
De een door de ander en weer een ander door de dood, of ziekte, of een combinatie van al die dingen.
Het leven was soms een wrede mix van allerlei soorten ellende die een mens zich maar voor kon stellen.
En meer nog.
Begreep Herman verder.
Er borrelde nog een gedicht naar boven, maar dat wist hij te onderdrukken.

‘Wel een beetje flauw van me.’ Vond hij oprecht.
Opeens kreeg hij een wee gevoel in zijn maag. 
Kwam dat door de herinnering aan dat radioprogramma, of kwam het doordat hij, tot nog toe, zo gemakkelijk van zijn ontrouw af kwam? 
Sonja had gelijk. 
Het zou wel erg vroeg zijn, maar haar vooruitziende blik was wel erg vroeg realiteit geworden. 

“Het spijt me schat. Het was een zware dag op de zaak en ik ben moe. Morgen mag je weer. Of je moet erg nodig willen, dan is het ook goed. Alleen moet je er, wat mij betreft niet te veel van verwachten.” 
Sonja rekte zich uit en liep de slaapkamer in en stapte in bed.
“Mwah. Ik kan best een keertje zonder.” Blufte Herman. 
Stiekem was hij zo blij als een gek en hij had het gevoel dat hij hem in geen weken meer overeind zou kunnen krijgen. 

‘Vrouwen!?’ was zijn laatste gedachte voor hij als een blok in slaap viel. 
De hele nacht had hij de meest vreemde dromen, variërend van nachtmerries over hele hordes vrouwen die hem met grote scheerkwasten vol schuim en nog grotere scheermessen achterna zaten om hem zijn geslacht kaal te scheren, tot aan strenge schooljuffrouwen aan toe, die streng in gebiedende één woord zinnen tot hem spraken. 
Net zoals Colette constant deed en tot slot had hij nog een hele rare droom  over honden met grote blote konten. 

De volgende ochtend werd hij badend in het zweet wakker. 
Sonja lag nog heerlijk te slapen en buiten was het nog donker. 
Beneden hoorde hij het ochtendblad door de brievenbus naar binnen vallen. “De krant…” kreunde hij zachtjes. 
Hij was gisterochtend vroeg uit het appartement van Colette ontsnapt en was snel naar een hotel ver buiten de stad gereden. Daar had hij zich ingecheckt en was zich op zijn kamer gaan douchen om maar van de geuren van Colette af te komen. 
Hij had zijn kleren op vreemde haren nagekeken en had alles zo goed en zo kwaad als maar mogelijk was schoongemaakt. 
De meeste verdachte vlekken had hij schoon weten te krijgen. 
Toen hij daarmee klaar was ging hij naar de ontbijtzaal voor een lekker stevig ontbijt. 
Hij was best wel trots op zichzelf geweest.

In de ontbijtzaal herinnerde hij zich pas dat hij de hele dag afspraken buiten kantoor had. 
En hij vond het van zichzelf een lumineus idee dat hij Sonja even zou bellen dat het gisteren door omstandigheden laat was geworden en hij een hotelletje had genomen.
Volkomen onzin natuurlijk en Sonja had hem niet geloofd en hem dat ook duidelijk verteld.
Ze had hem bezorgd op zijn donder gegeven, maar hem om zijn eerlijkheid geprezen. 
Hij hoefde zich niet te haasten, als hij wilde kon hij rustig nog even gaan slapen. 
“Doe maar kalm aan.” Had ze tot slot gezegd. 
Dat had hij gedaan. 
Hij was rusteloos geweest over wat hij zou zeggen over zijn door Colette geschoren schaamhaar. 

Dit overdenkend raapte hij de krant van de deurmat en bekeek snel de koppen. 
Er was weer een heleboel mis in de wereld.
Zijn gedachten over de dag van gisteren ebden langzaam weg.
Hij had vele smoezen verzonnen, maar was tot de slotsom gekomen dat de smoes van Colette de beste was geweest. 
En inderdaad, Sonja trapte erin. 
‘Wat zit de wereld soms raar in elkaar.’ dacht Herman en hij sloeg de sportpagina’s open.

Sonja bleef lekker uitslapen en Herman besloot er even uit te gaan.
In de stad had hij al snel zin in een grote bak koffie gekregen en stapte de eerste de beste lunchroom binnen.
Een doorsnee restaurant, aan de wel erg sfeerloze kant, verkleurde ingelijste droogbloemenkunst aan de muur, dat zich de status van lunchroom aan dacht te kunnen meten om de prijzen een beetje op te kunnen krikken.
De lunchroom zat op dit vroege tijdstip al aardig vol, het was pas half elf. 
Om zich heen zag hij veel winkelende vrouwen en hier en daar een verdwaalde vertegenwoordiger, die, dat kon Herman duidelijk zien, op het juiste moment zaten te wachten om bij een beoogde klant binnen te stappen. 
‘Tja, het file probleem.’ 
Herman begreep het helemaal. 
Hij wist het nog uit de tijd dat hij zelf ook nog veel klanten bezocht, en later hoorde hij het van zijn eigen buitendienstmedewerkers, zoals vertegenwoordigers tegenwoordig genoemd dienden te worden.

Door de files moest je vaak vroeg van huis af en als de files meevielen, dan was je soms veel te vroeg en dan kon je niet altijd bij de klant terecht. 
Dus dan maar een bakkie koffie ergens in de buurt. 
In de hoop dat er een appetijtelijke juffrouw de bestellingen kwam opnemen en brengen.
Het oog wil ook wat.
Herman herinnerde zich ook nog goed dat hij heel goed wist waar de leukste meiden in de bediening werkten.
dat maakte het werk een stuk aangenamer en hij gaf ze dan ook altijd een mooie fooi.

Hij bekeek de wachtende mannen met medelijden. 
‘Nergens voor nodig.’ 
Zijn gedachten hadden hem doen schrikken. 
‘Waarom medelijden? Het is toch hun werk. Dat hoorde er allemaal bij.’ Herman liet de beroepsgroep los en keek de zaak nog eens rond. 
In de hoek zat een oud vrouwtje. 
Ze voelde zich duidelijk alleen. 
Herman had met haar wel gemeend medelijden. 
Dat mensje heeft natuurlijk niemand en degenen die ze wel heeft komen bijna nooit. 
‘Zeker niet omdat ze doorlopend over haar eenzaamheid, ouderdom en kwaaltjes zeurt.’ 
Herman moest aan zijn eigen oma denken, die was ook op zo’n manier oud geworden en hij had zijn ouders vaak horen klagen over haar gezeur. 
‘Je moeder wordt oud.’ 
Zei zijn moeder dan. 
‘Ze moet niet zo zeiken, dan zouden de mensen wel wat vaker bij haar langskomen.’ 
Zijn vader had niet zo veel op met zijn moeder. 
Ze had het hem altijd moeilijk gemaakt en zijn oudere broers en zusters altijd voorgetrokken. 
Althans dat vond hij, diezelfde broers en zusters dachten daar net zo over, maar dan dat hun jongere broertje door moeder werd voorgetrokken. 
En dan hadden zijn zusters nog de handicap dat ze als meisjes geacht werden in het huishouden mee te moeten helpen. 
Tot ze al over de twintig jaar waren mochten ze bijna niks. 
Niet eens gezellig uit, alleen als er iemand bij was. 
Er mocht eens iets gebeuren.

‘Er mocht eens iets gebeuren.’
Die zin bleef een tijdje door zijn hoofd malen.
Oma zou eens moeten weten wat haar kleinzoon allemaal voor ondoordachte dingen deed.
Nee, oma had het niet slim aangepakt. 
En deze vrouw hier in de hoek ook niet.’ 
Herman had er kijk op. 
Hij kon het gemopper al van een kilometer afstand zien en horen aan hun gelaatsuitdrukking. 
Eigen schuld dacht hij dan. 
Ik zou ook niet meer komen. 
Zelf had hij niet naar zijn moeder gehoeven, want ze was jong gestorven. 
Hij betwijfelde of hij ook zo weinig naar haar zou gaan kijken. 
Je kunt het niet vergelijken. 
Mijn moeder is al lang dood en als ze nog geleefd had, hoe zou ik er dan tegenaan kijken en hoe zou zij geworden zijn? 
Geen idee. 
Kortom, je kunt geen appels met peren vergelijken. 

Herman begon een beetje bij te komen van de ontwikkelingen van de vorige dagen. 
Hij kreeg steeds meer het gevoel dat Colette al vanaf het begin de zaak in handen had gehad. 
En hij maar denken dat hij deze vrouw in zijn macht had. 
‘Hoogmoed komt voor de val.’ 
Nou, hij was hard gevallen. 
Had amper de kans gehad om hoog te komen. 
Wat een vrouw zeg. 
Wat een vrouw. 
Hij meende het serieus, als hij niet stapelgek was geworden op Sonja, dan zou hij Liz ingeruild hebben voor Colette. 
Als hij niet uitkeek, dan zou dat nu ook wel eens het geval kunnen worden.
Alleen bekroop hem het gevoel dat hij wel eens ingeruild zou kunnen worden. 

Ondanks wat ze thuis tegen hem gezegd had, dat ze wel wist dat er een kans bestond dat hij weer vreemd zou gaan en dat ze het wel goed vond, zou Sonja echt wel woest zijn als ze erachter kwam. 
Herman verborg zijn gezicht in zijn handen en kreunde zachtjes. 
‘Nee, niet weer een scheiding. Dat kan ik niet aan. Niet nu ik eindelijk een lieve warmvoelende vrouw heb, die echt in me geïnteresseerd is en van me houd, zoals Sonja. Wat ben ik toch een stommeling, een stomme klootzak. Al mijn vers gevonden geluk leg ik op de waagschaal voor een gewaagde fantasie over het in de macht hebben van een jonge vrouw. En dan ook nog een jonge vrouw die je niet eens kent en eigenlijk alleen omdat je met je stomme geile ogen niet van haar benen af kon blijven. Had toch nagedacht man.
Was wijzer geweest.’ 
Allemaal mooi en aardig, hij had dus niet nagedacht, althans niet goed en al helemaal niet lang genoeg en was dus ook niet wijzer geweest. 
Nou ja, hij had wel nagedacht, maar totaal niet over de consequenties van zijn plan. 
Hij was zo verdomde arrogant geweest, dat hij er geen seconde aan getwijfeld had dat zijn plan een meesterplan was en dat het dus ook met glans zou slagen. 
‘O, wat ben ik een idioot. Ik zal op de blaren moeten zitten en niet zo’n klein beetje ook.’ Bij deze gedachte had hij zijn cappuccino laten staan, had afgerekend en was weer naar huis gereden.
‘s Middags was hij gewoon naar kantoor gegaan.
Alsof er niets aan de hand was.
Ze hadden een beetje langs elkaar heen gewerkt en hij was rond een uur of vier weer naar huis gegaan. 

Sonja was pas na het avondeten thuisgekomen en had het te druk gehad om hem uit te horen, dus dat viel al weer mee. 
Ze hadden enkele problemen op de zaak besproken en hij had haar gecomplimenteerd met de oplossingen die ze had bedacht. 
Zij had het werk gedaan.
Hij had als een generaal zonder leger toegekeken.
Nou ja, hij had wel een leger, maar Sonja voerde er het commando over.

Met bewondering had hij haar gadegeslagen.
Hij zou het zelf niet beter gedaan hebben. 
Herman prees zich gelukkig in Sonja zo’n goede vrouw en zakenpartner gevonden te hebben. 
Hij zou haar missen, dat wist hij zeker.
‘Doe niet zo raar man. Je gaat niet voor de derde keer scheiden.’
Maar Herman had een vreemd gevoel in zijn lichaam.
Een gevoel waar hij nog nooit echt aandacht aan had geschonken, maar wat hem nu zei dat het wel eens anders zou kunnen lopen als hij dacht.

‘Nou ja, laat maar gaan. Nog snel even een borrel en dan hup, naar bed.’
Toen had ze zijn kale geslachtsdeel weer gezien en hem nog eens heel vreemd aangekeken.

Weer kroop dat rare gevoel door hem heen.
Als wilde het hem iets vertellen.
Alleen Herman begreep het nog niet.
Hij had zich de gevoelstaal nog niet eigen gemaakt.
Herman nam de krant van die ochtend weer op en las zonder concentratie de artikelen waar hij die ochtend amper aandacht voor had gehad.
Na een tijdje keek hij van de krant op.
Hij had geluk gehad.
Dacht hij.


Hoofdstuk 13.

Het leven had Herman een tijdje rust gegund. 
De zaken gingen goed en tussen hem en Sonja liep het ook uitstekend. 
Herman was zijn escapade met Colette alweer bijna vergeten. 
Maar zij hem niet. 
Colette had besloten zich een tijdje kalm op de achtergrond te houden. 
Ze moest erachter zien te komen waar hij woonde. 
Herman mocht het voorval met haar dan zo goed als vergeten zijn, zij had zich voorgenomen hem een koekje van eigen deeg te geven. 
Haar wraak zou zoet zijn. 
Tijdens de beruchte dag en nacht met Herman was ze vergeten zijn papieren te bekijken.
Ze zou geduld hebben. 
Vroeg of laat zou hij haar weer opzoeken. 
Dat deden mannen altijd. 
Tenminste, die ervaring had Colette. 
Ze had een vaste aanstelling in de boetiek gekregen nadat haar vriendin langer in het ziekenhuis moest blijven vanwege complicaties met haar been. 
Colette had het een vaag verhaal gevonden. 
Volgens haar lag de fout niet bij haar vriendin, maar bij het ziekenhuis. 
Daar hoorde je tegenwoordig steeds meer verhalen over van fatale fouten en onoplettendheid en onachtzaamheid. 
Maar haar vriendin wilde er niets van weten, zij bleef in de artsen en de medische wetenschap geloven.

De vaste baan kwam Colette goed uit. 
Zo hoefde ze geen alternatief te verzinnen om Herman weer tegen het lijf te lopen.
Ze zou geduldig op haar kans wachten. 
Echt heel erg lang werd haar geduld niet op de proef gesteld, want na ongeveer drie weken zou het lot hen weer samenbrengen. 

Sonja’s zwangerschap ging voorspoedig en haar buik begon al een beetje te groeien. 
Herman had het al een paar keer meegemaakt, maar genoot er nu meer van dan vroeger. 
Hij had zich lichamelijk weer hersteld en ze hadden ook alweer een paar keer heftig seks gehad. 
Soms vroeg Herman zich af of alle vrouwen zo tekeer gingen. 
Als hij zijn vrienden moest geloven was dat absoluut niet het geval en als hij om zich heen keek zag hij dan ook veelal tamelijk uitgebluste huwelijken. 
Hij was er best wel een beetje trots op dat hij nog steeds flink aan zijn trekken kwam in zijn relaties. 
Ook al was Liz een berekenende vrouw geweest, echt te klagen over haar inzet hoefde hij niet. 
En Anette, zijn eerste vrouw, was ook in bed een actieve echtgenote geweest.
Opeens dacht hij even aan Colette.
Dat was ook een fantastische vrouw.
Toch snel maar weer vergeten.
Dat kan nooit goed zijn om haar weer op te zoeken.

En weer kreeg hij dat vreemde gevoel dat door zijn lichaam kroop.
Hij kon er nog steeds geen vat op krijgen, maar hij had al wel een paar keer meegemaakt dat dit gevoel serieus genomen moest worden omdat het hem al een paar keer duidelijk gewaarschuwd had.
Hij wist zo snel niet meer wat het geweest was, maar een keer kon hij zich nog heel goed herinneren.
Het was tijdens een vergadering geweest.
Een nieuwe zakenrelatie was met een buitengewoon mooi voorstel gekomen.
Normaal gesproken zou Herman er zonder meer op in zijn gegaan, maar nu had hij weer dat gevoel gehad en de bijhorende gedachte dat het niet klopte.

Het was zo sterk geweest dat hij er met Sonja over wilde praten om even de tijd te hebben er beter naar te kijken.

Dat had de potentiële zakenpartner niet leuk gevonden, maar hij had toch toegestemd. 
Voor Herman was dat een signaal geweest dat hij voorzichtig moest zijn.
Na er met Sonja over gesproken te hebben en links en rechts navraag te doen, waren ze tot de conclusie gekomen dat er iets niet klopte en hadden de deal afgewezen.

Een paar dagen later al bereikte hen het bericht dat deze bewuste man op de rand van een faillissement gestaan had en hen als laatste redmiddel had gekozen.
Dit voorval had Herman doen beseffen dat hij dus meer aandacht aan zijn gevoel moest geven.

En nu dus weer dat gevoel.
Hij werd er bijna gek van.
Het had absoluut iets met Colette te maken.
Dat wist hij zeker.
Maar in welk opzicht?

Herman had er totaal geen rekening meer mee gehouden dat hij Colette zo snel weer zou zien. 
Het was zaterdagochtend en ze hadden kalm aan gedaan. 
Een rustig ontbijtje, kopje koffie erbij en de krant gelezen. 
Sonja had naar haar buik gekeken en gezegd: “Het begint al aardig te groeien hè. Hij of zij.” Ze wreef zacht en liefdevol over haar klein bollend buikje. 
“Wil je echt niet weten of het een jongen wordt of een meisje?” 
Vroeg Herman, hij had met plezier naar haar gezwollen buikje gekeken. 
Zo groot was het nog helemaal niet. 
“Nee!: zei Sonja. "Ik merk het vanzelf als het zover is. Dat vind ik leuker. 
En een beetje spannend ook wel.” 
Ze voelde aan haar buikje of ze al beentjes kon herkennen. 
“Wil jij het weten?” vroeg ze hem scherp aankijkend.  
“Is misschien best wel leuk. Kunnen we de juiste kleren kopen en zo. 
De kinderkamer inrichten. Dat soort dingen weet je wel.” 
Aan zijn manier van spreken kon je soms duidelijk horen dat hij in de zestiger en zeventiger jaren opgegroeid was. 
Maar Herman dacht dat hij het juiste antwoord had gegeven.
Het maakte hem eigenlijk niet uit. Een jongen of een meisje, hij zou van allebei evenveel houden. Zover kende hij zichzelf wel.
En hij zou er meer en beter voor hen zijn dan voor zijn kinderen uit zijn eerste huwelijk.

Het was het verkeerde antwoord geweest.
Sonja vond hem nogal ouderwets. “Jij hebt ook de romantiek van een lantaarnpaal. Waar is je zin voor avontuur gebleven? Waarom moet je nou altijd alles van te voren weten, dan is er toch geen reet meer aan?” 


“Oeps! Sorry. Wrong planet.”
"Verkeerde tijd verkeerde plaats. Fout antwoord. Sorry!"
Hij maakte er een verontschuldigend gebaar bij.
“Wat is dat nou weer?” Sonja begreep soms echt niets meer van hem.
Maar Herman legde het snel uit. 
Hij had ooit eens een plaat van Todd Rundgren gehoord, hij had er niet veel van begrepen, maar vond het best wel goede muziek. 
Die plaat heette ‘Oops! Wrong Planet.’ 
Dat paste dus wel bij Herman zijn humor.
Dus sinds die tijd gebruikte hij die kreet te pas en te onpas.

Daarbij vond hij het ook wel leuk om uit te leggen wie Todd Rundgren was geweest en wat hij allemaal gedaan had. 
Herman vond het helemaal leuk om er dan een plaat bij te pakken en zijn gehoor een stuk muziek van de Amerikaan te laten horen. 
Hij vond het helemaal leuk om tegen zijn verbaasde toehoorders te zeggen dat diezelfde man de stiefvader van de jonge vrouw was, die de elf speelde uit The Lord of The Rings trilogie. 
Liv Teyler. 
Zei hij er dan achteloos bij.
Intens genietend van zijn kennis van muziek die er toe deed.
Ook al deed die muziek er bij veel van zijn vrienden en kennissen totaal niet toe. 
Herman wist eigenlijk helemaal niet zoveel van de muziek uit de jaren 60 en 70, maar hij had een paar vrienden gehad die er wel alles van wisten en hun hele fortuin wekelijks omzetten in elpees.
Toen er nog elpees verkocht werden dan.
Hij voelde zich oud worden. 
Stilletjes verlangde hij nog wel eens naar die goeie ouwe elpees. 
Soms hoorde hij een plaat van vroeger die hij toch maar weer op CD had gekocht en dan miste hij de krassen en de tikken. 
Hij wist precies waar en wanneer die kwamen.
Ach ja. Those were the days.
Zijn oude pick up stond nog op zolder.
Als hij wilde stond het ding zo weer beneden en zelf aansluiten kon hij ook nog wel. 
Maar hij was er te lui voor geworden. 
Het gemak dient de mens.
Met die gedachte had hij een paar jaar geleden een super-de-luxe CD speler gekocht, met alles erop en eraan. 
Er konden wel vijf CD’s tegelijk in en als hij op random of shuffle drukte, dan speelde het ding de hele dag door zijn favoriete muziek. 
Zo maar willekeurig van volgorde. 
Lekker vond hij dat.
Comfortabel ook, want het grote voordeel vond hij nog steeds dat je niet om het kwartier op hoefde te staan om de plaat om te draaien. 
Je moest wel idioot zijn om dat niet als een voordeel te zien. 

Toch draaide een van zijn zwagers nog regelmatig plaatjes. 
Ook als hobby op de radio. 
De broer van Anette.
Herman vond het een aardige vent, maar hij had een verschrikkelijke ouderwetse smaak. 
En zijn radioprogramma blonk daarom ook uit in sleur. 
Wat een klotenprogramma was dat. 
Hij liet Herman op verjaardagen wel eens naar wat opnames luisteren en iedere keer hoorde hij weer dezelfde deuntjes langskomen. 
“Worden je luisteraars dit nou nooit zat?” had Herman hem wel eens gevraagd. 
Maar dat scheen niet het geval te zijn. 
Hij kreeg zelfs fan mail. 
‘God betere het.’ Dacht Herman dan. 
Dus er zijn droogkloten die dit als hobby op de radio draaien, maar er zijn nog grotere droogkloten die er thuis nog naar gaan zitten luisteren ook. 
En als klap op de vuurpijl deed zijn zwager er ook nog een quizzje bij. 
Daar wilde hij dan ook geen voorbeeld van horen.
Zoveel fantasie had hij wel dat hij wist dat ook dat van oubollige saaiheid en voorspelbaarheid aan elkaar zou hangen.

Herman had het wel leuk gevonden.
Zo lekker in gedachten afdwalen naar.. Ja, naar wat eigenlijk?
Het maakte hem niet uit.
Hij genoot ervan. 
“Ik wil de stad in. Iets ruimers kopen. Ga je mee?” 
Herman had het amper gehoord, hij had zo aan het radioprogramma van zijn zwager zitten denken, dat Sonja haar vraag nog eens moest herhalen. 
Hij wilde helemaal de stad niet in.
Dat bracht alleen maar onheil en bergen vermoeidheid en stress met zich mee.
“Tuurlijk ga ik mee schat. Dat weet je toch. Ik vind het altijd leuk om met je mee te gaan.” 
Sonja wilde gelukkig niet zo vaak de stad in, dus kon Herman best zeggen dat hij het wel leuk vond. 
Misschien kon hij er even tussenuit knijpen om een paar CD-tjes te beluisteren en er misschien wel een of twee te kopen.
Hij had opeens zin om een enorme sentimentele oubollige verzamel Cd te kopen.
Er stonden altijd wel een paar leuke nummers op.

Een half uurtje later reden ze het erf af richting stad. 
In de stad had Herman steeds meer spijt van zijn enthousiasme gekregen. ‘Godsamme, waarom kunnen vrouwen dezelfde rij truitjes, jurkjes en weet ik veel wat nog meer zesentachtig keer achter elkaar bekijken.’
Hij slaakte een diepe zucht maar het deerde Sonja niets.
Zij was helemaal verdiept in de mode van de dag.
‘De waan van de dag.’
Besloot Herman. 
‘En ze lijden er niks van.’ 
Na twee keer hetzelfde rekje doorgekeken te hebben zocht Herman een stoel. 

Sommige winkeliers waren zo slim om voor de wachtende man, die op dat moment meestal tot een zielig hoopje mens getransformeerd was, een paar stoelen neer te zetten. 
Ook deze klerendetaillist had aan de ‘arme’ man gedacht. 
Op een tafeltje lag een stapel oude tijdschriften van het signatuur ‘verschrikkelijk saai, oubollig en navenant oninteressant’ dus daar vond hij ook geen troost in.

Dan maar rondkijken. 
Hij voelde zich steeds zwaarder worden en hij voelde koorts opkomen. 
Hadden ze laatst niet een keer een onderzoek gedaan naar het hoe en waarom de vrouw beter boodschappen kon doen dan de man? 
Of beter gezegd, dat winkelen voor de vrouw hemels is maar voor de man een helse onderneming?
Maar dat waren Herman zijn woorden. 
Na een tijdje kwam er een even ongelukkige als vermoeide soort- en lotgenoot op een stoel tegenover Herman zitten. 
“Middag.”  
“Middag.” 
“Valt niet mee hè?” zei de man quasi opgewekt. 
“Ik ben het gewend. Ik ben iedere zaterdag de lul. Ze hebben net weer een nieuwe collectie binnen gekregen, dus dit gaat nog wel even duren.” 
Zonder antwoord van Herman af te wachten was de man in een, voor Herman, uitermate oninteressant weekblad gedoken. 
“Ze zullen zo wel met koffie komen, dat doen ze meestal.” 
Hij sprak zonder uit zijn blad op te kijken. 
Herman zat hem met grote ogen en gefronste wenkbrauwen aan te kijken. Deze man was dit gewend en toch bleef hij bij het monster dat hem dit wekelijks aandeed. 
Hij keek om zich heen door de winkel en zag een aardige vrouw. 
Met iets te strakke kleding aan.
Dat moest haar zijn. 
Dat kon niet missen. 
Een beetje een volks type en Herman kon zijn ogen niet van haar afhouden. ‘Wat zag die man in dat mens?’ 
Na een tijdje gedachteloos naar haar gekeken te hebben, kwam hij tot de volgende conclusie. ‘Ze zal wel lekker neuken.’ 
‘Godsamme man, moet dat nou zo banaal. Kun je nou echt niets anders verzinnen.’ 
‘Nee.’ 
Dacht Herman dwars. 

‘Ik kan wel anders, maar ik wil het niet. Tenminste niet nu en helemaal niet meer vandaag.’ 
Van ellende dook hij ook maar in een weekblad.
Hij zocht naar de Donald Duck, maar die zat er helaas niet tussen.
Dan maar een ‘opinieblad voor de gewone man en vrouw’ Een blad waar alles en niets instond over bekende Nederlanders.
Dat was nou net wat Herman totaal niet interesseerde.
Gelukkig kwamen ze met koffie. 
Zijn collega echt- en lotgenoot tegenover hem had gelijk gehad.

De koffie smaakte prima. 
Maar het weekblad was even stompzinnig en futloos geweest als de winkel.
Voor hem dan. 
Want Herman kon niet begrijpen dat mensen dit echt leuk vinden. 
Hij worstelde zich zeker door drie dezelfde weekbladen met andere namen heen maar met dezelfde inhoud en begreep toen helemaal niets meer van de wereld. 
Wat een onzin. 
Wat kan mij het schelen wie het met wie doet.
En hoe en waarom.
Gelijk hebben ze.
Herman voelde zich opstandig worden.
Eindelijk en net op tijd werd hij uit zijn lijden verlost en mocht hij de winkel uit. 

‘Als ze nou maar geen koffie meer wil,’ dacht hij wanhopig.
Want Herman had net drie kopjes koffie gehad. 
Dat mocht ook wel, want Sonja had voor een vermogen gekocht. 
Nee, Sonja wilde geen koffie, nog niet tenminste. 
Ze wilde nog naar een speciale winkel. 
Daar had ze van een vriendin over gehoord en daar zouden ze wel hele speciale dingen hebben. 
Waarschijnlijk precies wat ze zocht. 
“Heb je nog niet genoeg?” had Herman zwak geprobeerd. 
“Ben je moe? Wordt je te oud voor dit werk.?”
“Mannen zijn per definitie altijd te oud voor dit werk.” 
Riposteerde hij vinnig. 
Hij was inderdaad moe. 
Winkelen was niet goed voor de man. 
Dat was, volgens Herman, de uitkomst van het onderzoek naar winkelen door vrouwen en door mannen. 
Als vrouwen wraak wilden nemen voor iets wat hun echtgenoten fout hadden gedaan, dan hoefden ze hen alleen maar mee uit winkelen te nemen. 
En dan vooral, kleren voor haar gaan bekijken. 
En als toetje voor straf een zelfde expeditie in heren modezaken om voor hem ook nog iets leuks te zoeken. 
‘Nondeju, en dan vinden ze nog iets leuks ook.’ 
‘En dan kun je er maar beter blij mee zijn, anders moet je nog zeven van die klotenwinkels in.’ 
Herman's gedachten werden steeds zwarter. 

Op een gegeven moment dacht hij er zelfs aan om een klein ongelukje te ensceneren. 
Heel voorzichtig tegen een fietser aanlopen. 
Dat zou al genoeg zijn.
Of over een paaltje struikelen. 
Naar de dokter  en misschien zelfs voor de zekerheid even naar het ziekenhuis. 
Herman begon al schichtig om zich heen te kijken of er niet een fietser zijn kant op kwam.
En paaltjes zag hij ook al niet.

Nee dus. 
Geen redding in zicht. 
Hij had het zo slecht met zichzelf dat hij de straat totaal niet herkende. 
Pas toen hij achter Sonja de boetiek instapte had hij het door. 
“Goedemiddag.” 
Het was de uitzonderlijk vriendelijke en voor Herman uiterst zwoele stem van Colette die hen toezong. 
Sonja vond haar gelijk aardig en vroeg haar advies over wat ze het beste kon kiezen. 
“Is dit uw man?” vroeg de slang. 
“Eh, ja, maar hij zier er normaal gesproken beter uit hoor.” Lachte Sonja toen ze naar Herman keek. 
Toen pas zag ze dat hij er erg slecht uitzag. 
Ze dacht dat het door het langdurige winkelen kwam. 
En dat was natuurlijk gedeeltelijk ook waar, maar de aanblik van Colette had hem drie tinten grauwer gemaakt dan hij al van het winkelen geworden was. 

Hij wist op slag weer alles. 
Wat had hij genoten en wat was hij kapot geweest. 
Het had hem zeker vier dagen gekost om weer een beetje bij te komen. Gelukkig was het druk op de zaak geweest en was Sonja niet zo in de stemming voor seks, want anders had Herman het niet overleefd. 
“Gaat u maar zitten hoor meneer. Koffie?” 
Daar had je die éénzinners weer. 
“Graag.” Zei hij weer gedwee. 
Hij kon eigenlijk geen koffie meer zien, maar hij durfde geen nee te zeggen. “Melk? Suiker?” 
“Nee, dank u, geen van beiden.” 
‘Rotwijf, dat weet je best.’ 
Dacht hij er grimmig achteraan, zonder er iets van te laten merken. 
Colette draaide om hem heen als een dartel jong veulen. 
Ze hielp Sonja waar ze maar kon en bewerkte Herman ondertussen met haar lichaam, haar mooie bos haar en haar prachtige benen.

Het had duidelijk groot effect op Herman.
Hij verlangde weer naar haar.
In gedachten lag hij weer met haar in bed.
Zoals ze dat een week of wat geleden gedaan hadden.

Colette werd ook weer geil van hem. 
Nu wist ze zeker dat ze haar plannen door zou zetten. 
“Komt u hier uit de buurt?” Vroeg ze vriendelijk aan Sonja. 
Die had totaal geen argwaan en stond zich juist in de spiegel te bekijken of de zwangerschapsjurk haar paste en goed stond. 
“Nee, we komen uit een dorpje hier vlakbij.”
Sonja draaide zich om en om: “Hebt u deze ook in een oranje bruine kleur?” 

Herman‘s hart stond bijna stil. 
Sonja had om een oranje bruine kleur gevraagd.
Wist hij veel dat juist dat de modekleuren voor dit seizoen waren. 
“Ik zal even achter kijken.” 
Snel ging Colette naar achteren maar bleef praten.
Ze wist al welk jurkje ze mee zou nemen. 
“Wilt u nog een kopje koffie meneer? U zult wel dorst hebben na zo’n dagje winkelen.” 
Weer durfde Herman geen nee te zeggen. 
“Zeg dat wel.”
Hij was blij dat hij een beetje amicaal kon doen omdat ze zo vriendelijk naar hem deed. 
“Winkelen is niet gezond voor een man. Behalve als hij zijn eigen tempo kan houden.” Probeerde hij zwakjes een gesprek opgang te brengen. 
“Hoe bedoelt U?” 
‘Vroeg de rotzak,’ dacht Herman. 
“Nou, kijk als een man zelf mag bepalen waar hij naar zoekt of kijkt, dan redt hij het wel. Maar als hij afhankelijk is van het tempo van zijn vrouw, dan wordt het moeilijk.” 
Herman voelde zijn hoofd rood worden toen ze naar hem keek. 
“O, wat grappig. Gaat u wel eens zelf winkelen. Om iets voor uw vrouw te kopen of zo?” 
Colette keek hem vals en uitdagend aan. 
Net als die dag dat ze met hem naar bed moest had ze op een gegeven moment gedacht: ‘Ik heb je.’ 
Datzelfde dacht ze nu ook weer. 

Sonja gaf antwoord: “Voor zijn eerste twee vrouwen misschien, maar wij zijn nog maar pas getrouwd. Hij heeft nog geen tijd gehad om voor mij de stad in te gaan.” 
‘Nee voor jou niet, maar voor mij wel.’ 
Herman zag het haar denken. 
Hij was te moe om ook maar iets ter verdediging te ondernemen. 
Herman wilde weg. 
Naar buiten. 
Alles was goed, als hij hier maar weg kon. 
Colette had een vers kopje koffie voor hem neergezet.
Lekker sterk. 
“Kijkt u eens. We zullen u eens lekker verwennen.” 
Ze keek hem uitdagend met wulpse blik aan, maar zorgde ervoor dat Sonja niets in de gaten had. 

Herman smolt en dacht aan haar benen, haar haar, haar geur, haar ogen en haar mond.
Haar onverzadigbaarheid. 
Hij vond zich nu wel een erg slappe zak, maar toch verlangde hij weer naar haar. 
‘Wat een heerlijke vrouw was het toch. 
Maar hoe gevaarlijk. 
Ontzettend gevaarlijk.’ 
Sonja had echt niets in de gaten, ze stond weer voor de spiegel en had nu een ruimere versie aan van het oranje bruine jurkje dat Colette van Herman had gekregen. 
“Het staat u goed. Ik heb zelf een variant in dezelfde kleur.” 
Ze keek Herman venijnig aan, “Kleiner en iets korter, maar ik ben dan ook niet zwanger. Van mijn vriend gekregen. Ontzettend lief van hem.” 
Ook nu weer keek ze Herman doordringend aan. 
Hij voelde een rilling door zich heengaan. 
Enerzijds van genot, maar anderzijds van een angstige onzekerheid. 

Colette wist dat Sonja zwanger was en dat ze nog niet zo lang samen waren. Ze wist dus ook dat het zich allemaal zo ongeveer gelijktijdig moest hebben afgespeeld. 
Herman kreeg een angstig voorgevoel.
Weer dat gevoel waar hij maar geen vat op kon krijgen. 
“Het kan best wat slanker. Ik wil wel even kijken of het andere filiaal nog een ietsje kleinere maat heeft. Als u mij uw telefoonnummer geeft, dan bel ik u als het er is.?” 
Sonja gaf het nummer en Herman voelde zich langzaam verstikken. 
Alsof de strop door de beul om zijn hals strakgetrokken werd terwijl hij nog niet eens op het schavot stond. 
Er lag een zware steen in zijn maag. 
Hij wist dat hij hing. 
Sonja legde de keuze voor dat moment op de toonbank en rekende af. 
Ze verlieten de winkel. “Aardig meisje, we kregen zelfs korting. En dat terwijl ik hier nog nooit iets gekocht heb.” 
Sonja was opgetogen.
Herman hoorde haar niet meer en gaf louter instinctief antwoord in de hoop het goede antwoord op de juiste vraag te geven. 
“Ik denk dat ik hier maar vaker naar toe moet gaan.” 
Herman wist niet wat hij hoorde en voelde zich verder wegzakken, hij voelde de zwoele blik van Colette in zijn rug. 
Hij had zijn uiterste best gedaan om niet te afstandelijk te doen en ook niet om te vriendelijk te doen. 
Toen ze buiten de winkel waren liep Sonja zwijgend naar de auto. 
Herman had ook niets weten te melden en had wijselijk zijn mond gehouden. Bij de auto had hij netjes de deur voor haar open gehouden en haar spulletjes in de kofferbak gelegd. 
Zwijgend waren ze naar huis gereden.